Zeven slimme dingen over piraten
In de vroege achttiende eeuw werd de transatlantische handel over zee ernstig verstoord door zootjes ongeregeld die handelsschepen kaapten. Maar ze runden ook enorme clandestiene rederijen, en bouwden de eerste moderne democratie uit. Zeven dingen die je misschien met verbazing zullen slaan over zeepiraten.
Papegaai op de schouder, houten been, ooglapje op: de gouden eeuw der internationale zeepiraterij (1650-1730) was al gedisneyficeerd voordat Disney bestond. Avonturenromans als Treasure Island en The Red Rover, gepubliceerd toen de zeven wereldzeeën nog effectief werden geteisterd door de laatste horden zeepiraten, leverden al een heftig geromantiseerd beeld van de periode, en in het begin van de twintigste eeuw werden ze gevolgd door de swashbuckler-films met Douglas Fairbanks Jr., Errol Flynn en Tyrone Power als piratenkapiteins. De afgelopen eeuw doken ze geregeld weer op in de populaire cultuur. Om de afgelopen tien jaar hun ultieme karikatuurvorm te bereiken met de (effectief door Disney gemaakte) Pirates of the Caribbean-films. Piraten zijn als dinosaurussen: iedereen is er gek op. Maar hun echte verhaal vertoont knap wat verschillen met de mythes die rond hen werden geweven.
1 / Ooit hadden ze een keurige baan
In de roman Long John Silver van Björn Larsson (1999, Panther Publishing), waarin de ‘geschiedenis’ van het fictionele personage uit Treasure Island verder werd uitgewerkt op basis van waarachtige historische research, begint de éénbenige piraat zijn criminele carrière pas nadat hij een serieuze loopbaan had uitgebouwd als eerste scheepsmaat. Hij was in die hoedanigheid een muiterij begonnen tegen de kapitein van het laatste handelsschip waarop hij diende.
De muiters konden niet meer terug naar de geordende samenleving, omdat ze in de eerste haven die ze tegenkwamen zouden worden gearresteerd en terechtgesteld. Dus restten er twee opties. Ofwel zochten ze zich een mooi eilandje uit, waar liefst wat inboorlingen woonden om het onevenwicht tussen mannen en vrouwen wat recht te trekken. Ofwel kozen ze voor een nieuwe loopbaan als piraat, en gingen ze andere passerende handelsschepen plunderen.
Maar er waren meerdere manieren waarop iemand piraat kon worden. Veel zeelui die uiteindelijk voor een leven als boekanier hadden gekozen, waren naar de Caraïben getrokken als matroos in de koopvaardij of marinier, maar zaten ineens zonder werk toen de Spaanse successieoorlog, die op zee vooral werd uitgevochten tussen Spanje en Engeland, afgelopen was.
2 / Ze verdienden bakken geld
In een goed jaar verdiende een gemiddelde piraat duizenden Britse ponden: dat was een bom geld, zeker in tijden waarin een stuk vlees of een vis slechts drie tot vijf centiemen kostte. Piraten verdienden evenveel geld als bijvoorbeeld een Brits adellid of de gouverneur van New York. Een kapitein van de Britse handelsmarine moest voor 65 pond per jaar zijn leven riskeren tegen dit schorremorrie.
Je zag hetzelfde effect als de opmars van criminaliteit tijdens de Amerikaanse depressie in de jaren ’30, of het welig tierende banditisme in Rusland na het uiteenvallen van de Sovjetunie: de enige manier om nog fortuin te maken, was criminaliteit. En de economische noodzaak uit die tijd maakte de stap naar het boekanierschap aanlokkelijker dan ooit.
Na de oorlog tussen Engeland en Spanje (1654-1660) was er een economische malaise ontstaan: de vraag naar scheepslui stortte ineen, waardoor veel matrozen zonder baan zaten. Piraterij was de enige manier om hun vaardigheden te gelde te maken. Dus stalen ze een schip, of bouwden ze een sloep om alvast aan de kustlijnen schepen te enteren, en werden ze piraat.
3 / De kapiteins waren topmanagers
Net als de rederijen wier vloot ze geregeld wat lichter maakten, werden de succesvolste piraten na verloop van tijd ook directeurs van een eigen clandestien scheepvaartbedrijf. Soms namen ze geplunderde schepen op in hun vloot. Ze wisten ook donders goed waar ze hun goederen verkocht moesten krijgen.
Een typische piratenkapitein beschikte over een complexe verzameling van vaardigheden: hij moest kunnen navigeren, een bedrijf runnen met honderden werknemers, en het vertrouwen van zijn crew weten te behouden. Want er kon op ieder moment, behalve tijdens een zeeslag, een motie van wantrouwen tegen hem worden uitgesproken. Hij moest beslissingen nemen. Hij had charisma nodig, en het vermogen om strategisch te denken.
Zeker wanneer zijn vloot een zekere schaal begon te vertonen. De typische kapitein opereerde vanuit een sloep, een klein schip met maximum 200 man aan boord. Maar de succesvolste kapiteins hadden een fregat als vlaggenschip, dat zich qua personeel en wapentuig kon meten met eender welk schip dat de marine op hen afstuurde, plus vier of vijf kleinere schepen in hun vloot.
4 / Ze riepen wellicht écht ‘Arr!’
Dat we de keelkreet ‘Arr!’ associëren met piraten, komt vooral door de Hollywoodisering van het tijdperk. Grommelden piraten elkaar echt op deze manier toe? Dat de frase een product van Hollywood is, komt door de Britse acteur acteur Robert Newton, die ze populair maakte toen hij onder meer Long John Silver en Blackbeard speelde in de film.
Maar tegelijkertijd wordt er onder historici aangenomen dat er in de polyglotte taal die zich aan boord van de schepen begon te vormen – een mix van Frans, Italiaans, Spaans en Nederlands – ook een behoorlijk mondje lower-class Engels werd gesproken. En daar hoorde een lange rollende r bij. Veel van de piratencrews kwamen uit gemengde nationaliteiten, maar een hoop van de matrozen die later piraat zouden worden, kwamen uit het Engelse platteland. ‘Arr’ is daar een soort bevestiging aan het einde van een zin, zoals Canadezen vandaag ‘Eh’ zeggen.
5 / Ze waren niet blind voor politiek
Piraten waren vooral actief op de grote handelsroutes tussen het oude continent, Afrika en Amerika. Ze wisten donders goed dat er een soort driehoekshandel was ontstaan, met schepen die van Europa naar Afrika voeren om afgewerkte goederen en wapens te verhandelen voor slaven, die vervolgens werden verkocht op de Caraïben, waar de schepen ten slotte weer vertrokken met ladingen cacao, suiker, tabak, rum en gepekelde vis.
Maar evengoed als ze wisten dat er een hoop poen te verdienen was met het onderscheppen van die goederen, beseften ze ook dat ze de grote zeemogendheden van die tijd – met Engeland op kop – fameus konden dwarsbomen door hun handel stop te zetten. En velen hadden daar politieke motieven bij. Er waren bijvoorbeeld plantage-eigenaars bij, zoals Steve Bonnet, wiens familie al generaties lang een plantage had op Barbados, en op een bepaald moment toch voor een leven als piraat kozen. Dat kwam omdat ze verwikkeld waren in het politieke tumult van die tijd.
Er waren enorme fracties van respectabele mensen uit de Britse en Schotse samenleving, die het niet eens waren met de nieuwe koninklijke bloedlijn die werd geïnstalleerd in hun thuisland, en een samenzwering vormden om de nieuwe koning af te zetten. Een paar van die respectabele piraten namen deel aan de opstanden van 1715, en toen ze daarin faalden gingen ze de piraterij in, omdat ze op die manier toch nog de koninklijke belangen konden schaden.
6 / Ze beperkten zich niet tot de Caraïben
Het caraïbisch gebied wordt, door het succes van filmreeksen als Pirates of the Caribbean en tv-series als Black Sails, vandaag in één adem genoemd met de achttiende-eeuwse zeepiraterij. Het was ook effectief een befaamde hotspot voor piratenactiviteit, omdat de belangrijkste routes die de handelsschepen van de grote zeevarende naties uit die tijd daarlangs kwamen. Maar het bereik van de piraten bleef daartoe niet beperkt. Eigenlijk waren er drie grote periodes van zeepiraterij in dat tijdperk. De eerste was de periode der boekaniers uit 1650 tot 1680, waarin Anglo-Franse piraten zich nestelden op Jamaïca of Tortuga, en van daaruit Spaanse kolonies en zeeschepen aanvielen in de Caraïnen of het oosterse gedeelte van de Stille Oceaan.
Vervolgens kwam de ‘piratenronde’ van de jaren 1690, waarin het eigen afzetgebied tijdelijk minder geld opbracht, en piratenschepen vanuit Noord-Amerika en Bermuda op expeditie gingen naar de Indische Oceaan en de Rode Zee, om daar schepen van de Oostindische Compagnie of van muzelmaanse rederijen aan te vallen. Pas vanaf 1715 volgde de echte gouden periode der piraterij, met een opmars van matrozen en mariniers die nieuw clandestien emplooi vonden in de piraterij na de Spaanse Succesieoorlog.
7 / Ze stichtten de eerste moderne democratie
In Nassau, een stad op de Bahama’s die werd gesticht tijdens de gouden periode der piraterij, stichtten piratenkapiteins de eerste moderne democratie. Het was een vrijstaat, waar piraten hun schepen konden herstellen, hun buit konden verpatsen, en naar de hoeren konden gaan. De Bahama’s waren aanvankelijk een Britse kolonie, die tweemaal geplunderd was aan het einde van de koloniale oorlog. Iedereen die er nog zat, woonde in de jungle. De piraten waren de eersten die er opnieuw neerstreken, en maakten er hun eigen fort van, hun piratenrepubliek. De ruïnes van de stad werden hun libertijnse zone.
Meer nog: hun democratische ideeën vormden de allerprilste kiem voor de Verlichting.Er is geen directe link met de stichting van de eerste moderne democratieën na de Amerikaanse en Franse revolutie, maar het was in die tijd een radicaal idee dat mensen zichzelf konden besturen, anderhalve eeuw voordat die ideeën aan het vasteland werden omgezet in staatsvormen.
De democratische ideeën die heersten in Nassau, waren echter elders ontstaan: op het dek van de schepen. Piraten zagen zichzelf, en hun activiteiten, als een beweging: ze revolteerden tegen de handelsimperia van die tijd. Die samenlevingen waren totalitair, men was er agressief tegenover degenen die onderaan de ladder stonden. De piraten zagen zichzelf als de voorvechters van de gewone man. En dat werkte: de gewone man geloofde hun verhaal. Ze wilden dat ze wonnen. Het imago dat piraten vandaag hebben, we weten dat ze slechteriken zijn maar toch supporteren we voor hen, is al zo sinds de periode zelf.
No Comments :