Hoe Apples Newton ver van de boom viel
Veertien jaar voor de iPhone had Apple al een product in de handel dat op maat was van uw jaszak en waarop u tekstberichten kon versturen, uw contactpersonen kon beheren, en – jawel – apps kon downloaden. De Newton was zijn tijd zo ver vooruit dat hij, in tijden waarin het publieke internet nog niet eens bestond, geen schijn van kans maakte. Maar tegelijkertijd zette het toestel principes vast die smartphonegebruikers vandaag nog altijd voor lief nemen. Een reconstuctie van Apples subliemste debâcle.
[Dit verhaal verscheen oorspronkelijk in het op 1.500 exemplaren verschenen boek Epicorda, dat bij de gelijknamige tentoonstelling van Peter Hinssens computercollectie op de Corda Campus in Hasselt hoorde.]
In mei 1992, op de Consumer Electronics Show in Chicago, haalde toenmalig Apple-ceo John Sculley een toestel uit zijn vestzak dat de manier waarop we met computers zouden omgaan, en de functie die de dingen zouden vervullen in ons toekomstige leven, ingrijpend zou veranderen. De Newton zag er, met véél fantasie, uit als een hedendaagse smartphone: een zakcomputer met een monochroom scherm, die moest worden bediend met aanrakingen via een speciaal ‘stylus’-pennetje. Het was vooral de geringe omvang die van de Newton een kleine revolutie maakte: op de Game Boy na, een in 1989 gelanceerde videogameconsole van Nintendo, was er op dat moment geen enkel computertoestel op de markt dat in een kleine tas paste. Of – want dat was een van de primaire vereisten die Sculley had vooropgesteld toen hij het toestel liet ontwerpen – in een vestzak.
Op het prototype dat werd getoond op dat podium liet Newton-ontwerper Steve Capps onder meer zien hoe gebruikers een pizza zouden kunnen bestellen door niet alleen een baksel te kiezen met het styluspennetje dat bij het apparaat zat, maar er ook hun beleg bij konden selecteren, door het er gewoon naartoe te slepen. Vervolgens kon de pizza worden besteld. Met een fax naar de pizzatent, want dat was een van de weinige digitale communicatiemogelijkheden die er op dat moment al voorhanden waren. “We laten nog niet alles zien wat het kan”, zei Sculley na de aankondiging tegen een legertje technologiejournalisten. “Hoe meer we laten zien, hoe meer we worden gekopieerd. Maar je moet weten dat er nog veel meer mogelijk is.”
Nieuw paradigma
Een jaar eerder kreeg Sculley voor het eerst het concept voor het toestel voor ogen tijdens een vlucht van San Francisco naar Tokio, waar hij de openingsspeech voor de MacWorld-expo zou geven. In het privévliegtuig van Apples medestichter Mike Markkula stapte Michael Tchao, een 27-jarige marketingspecialist, naar Sculley om hem het concept voor te leggen van een soort computer op zakformaat: een die werkte door middel van een pennetje op een aanraakscherm, draadloos kon communiceren met andere gelijkaardige toestellen of computers, en draaide op centrale software die gebruik zou maken van de recentste ontwikkelingen op gebied van artificiële intelligentie. Tchao werkte voor de in 1987 opgerichte Newton-afdeling, een soort elitedivisie binnen Apple die werd genoemd naar de bekende vallende appel die fysicus Sir Isaac Newton in de achttiende eeuw tot het concept van de zwaartekracht zou hebben geïnspireerd. De bedoeling van die divisie was aanvankelijk om een product te maken dat eerder leek op wat we nu kennen als een tablet: een computer die in essentie uit een aanraakscherm bestond, dat met een pennetje kon worden bediend. Maar Tchao vond het een dwaling om zo’n product in de op dat moment al gesatureerde personal computing-markt te brengen, en gebruikte de vlucht naar Tokio om – boven het hoofd van zijn directe chef Larry Tessler – een vergelijkbaar maar ‘maakbaarder’ product te pitchen aan Apples ceo: een compacte zakcomputer, die computertechnologie naar een breder publiek moest brengen. Sculley was meteen geïntrigeerd, en begon samen met Tchao het idee uit te tekenen op de witruimte van de cover van het New York Times-weekendmagazine. De Newton was geboren: volgens de Duitse technologiejournalist Udo Flohr, die destijds de ontwikkeling van de Newton volgde en er nog voor de lancering van het toestel een boek over schreef, “een compleet nieuw paradigma op gebied van computergebruik. Met de Newton werden de contouren gelegd voor een apparaat dat uiteindelijk evolueerde tot de mobiele toestellen van vandaag.”
Na de aankondiging van de Newton in 1992 bleef het muisstil rond het wondertoestel, in die mate zelfs dat het door de technologiemagazines stilaan als vaporware werd beschouwd: een product dat steeds opnieuw wordt aangekondigd, maar nooit effectief in de handel lijkt te willen komen. Pas in augustus 1993, een jaar en drie maanden na die triomfantelijke aankondiging, werd het product gelanceerd op de MacWorld-conferentie in Boston. Als een toestel waarmee gebruikers hun digitale persoonlijke gegevens konden beheren: een organizer. Het soort toestel waarvoor Apple niet lang na de Newton-lancering concurrentie kreeg van fabrikanten als Casio, en later in het decennium de kortstondige rage van de Personal Digital Assistant (PDA) in gang zette, die uiteindelijk aan het einde van de jaren 90 vooral ten goede kwam van de sterk op de Newton gelijkende Pilot van technologiestartup Palm.
De Newton was een toestel dat klaar was voor een nieuwe tijd, blokletterde een reclamefolder voor het ding: hij was er voor wie leeft in “een nonstop-, krijg-het-gisteren-klaar-, wees-op-twee-plaatsen-tegelijk-wereld”. Een wereld waarin we minder en minder tijd zouden krijgen, meer en meer mensen om mee te communiceren, en de vereiste om constant bezig te zijn met onze gegevens. De Newton was er voor zij die op zoek waren naar een betere manier om hun “wie, wat, wanneer en waar” bij te houden.
Niet te vroeg
Tegelijkertijd waren het natuurlijk ook nog fundamenteel andere tijden. Mensen belden elkaar nog op vanuit een telefooncel. E-mails werden primair binnen het computernetwerk van hetzelfde bedrijf gestuurd. En het internet zoals we dat vandaag kennen – het World Wide Web – bestond eigenlijk nog niet. Het was nog maar enkele maanden eerder vrijgegeven voor het brede publiek, en de allereerste webbrowser Mosaic – een cruciaal stuk software dat de toegangspoort vormde tot dat wereldwijde netwerk – zou pas een jaar later worden gelanceerd. De doorbraak van mobiel internet en wifi, dat de huidige bloei van mobiele apparaten aandreef? Dat was nog meer dan een decennium weg. Mobiel surfen met het ding, zoals we dat kennen met de mobiele apparaten die we vandaag op zak dragen, was uitgesloten.
De Newton werd, zo luidt de populaire perceptie over het toestel, nét iets te vroeg gelanceerd: enkele jaren voor die cruciale doorbraken. Maar dat is slechts een deel van het verhaal. “Apple maakte tijdens de aankondiging van de Newton teveel beloftes, die de eerste versies die het op de markt bracht gewoon nog niet konden waarmaken”, zegt Flohr. “Het overlaadde het publiek met allerlei vooruitstrevende features waar de eerste Newtons gewoon nog niet krachtig genoeg voor waren. Palm, dat enkele jaren daarna wel een succesvolle digitale assistent op de markt bracht, deed het omgekeerde: het begon met een eenvoudig apparaat waarop de gebruiker zijn agenda en notities kon bijhouden, en bouwde in nieuwere versies meer en meer mogelijkheden in, zoals uiteindelijk ook handschriftherkenning en draadloze communicatie. Apple bouwde grote verwachtingen op bij het publiek, waarna het die vervolgens een fors stuk moest inbinden. Dat temperde de perceptie van de gebruiker. Bovendien slonk ook binnen Apple de interesse voor de Newton. Ik denk niet dat het toestel in 1993 te vroeg op de markt is gebracht: al die vernieuwingen op gebied van digitale communicatie lagen al aan de horizon, en konden worden geïntegreerd in toekomstige versies of door middel van uitbreidingen. De Newton heeft, door moeilijkheden die Apple zelf veroorzaakte, zijn aanloop gemist naar die digitale revolutie.”
Fundamenteel steunde de interne software van de Newton op vier pijlers: een adressenboek, een agenda, een to-do-lijst en een notitieblok, die allemaal tekst opsloegen vanuit een erg eenvoudig handschriftherkenningssysteem. Dat laatste was tegelijkertijd de meest in de verf gezette én meest gehate functie van de Newton MessagePad, de allereerste versie van het toestel: “De Newton vereist een onnatuurlijk accuraat handschrift”, vond het technologiemaandblad Wired in zijn recensie uit 1993.
“De Apple-leiding bracht de handschriftherkenning onder de aandacht als een speerpunt, maar voor mij was dat niet meer dan een feature: ik zag in de eerste plaats de Newton zijn enorme potentieel als communicatietoestel”, zegt Gaston Bastiaens, die in 1992 bij Philips werd weggehaald door Sculley om de Newton te helpen ontwikkelen tot een winkelklaar product. “We stonden op dat punt nog maar aan het begin: we waren samen met het Amerikaanse telecombedrijf AT&T aan de praat om connecties tussen verschillende Newtons te maken via hun prille mobiele datasysteem. De mogelijkheden op dat gebied stonden nog maar aan het allerprilste begin.”
Apps
Maar er waren andere elementen waarmee de Newton school maakte. Zoals met zijn communicatiefuncties: gebruikers die een speciaal zendertje in het uitbreidingsslot schoven, konden er een bericht van maximaal 240 karakters via draadloze communicatie mee versturen, via hetzelfde systeem als de biepers uit dat tijdperk. Met een andere uitbreidingsmodule konden er draadloos faxen worden gestuurd. En twee Newtons die in elkaars onmiddellijke buurt waren, konden gegevens naar elkaar ‘beamen’ via infraroodstralen.
Een andere opsteker van de Newton was de prille artificiële intelligentie van zijn besturingssoftware: in veel opzichten was het een Siri, de slimme assistent in de iPhone, avant la lettre. Wanneer de gebruiker bijvoorbeeld een bericht kreeg waarin een lunchafspraak werd gemaakt, was tikken op de woorden ‘lunch donderdag’ in de tekst voldoende om er automatisch een agenda-item van te maken.
Bovendien konden er via een kabeltje waarmee de Newton kon worden aangesloten op de Macintosh-computer een hele rist extra programma’s naar het toestel worden geüpload – vandaag zouden we ze ‘apps’ noemen – waarmee de functionaliteit van het apparaat gevoelig kon worden uitgebreid. Er waren prille programma’s in de handel als Money Magazine Business Forms, waarmee print- en faxklare onkostennota’s of facturen on the road konden worden ingevuld. Of, in het lichtere genre, het detectivespelletje Mystery Capers. “Die apps waren enorm belangrijk omdat ze ervoor zorgden dat het volledige productaanbod van de Newton niet van Apple afhing, dat de gebruiker niet ‘vastzat’ in wat Apple alleen hem te bieden had”, zegt Flohr. “Andere softwarefabrikanten konden software voor het toestel op de markt brengen die voor een bepaalde groep gebruikers – zoals het zakelijke publiek – interessant waren. Als Microsoft in 1990 geen Macintosh-versie van zijn Office-software had gelanceerd, was de Mac vijfentwintig jaar geleden wellicht ook uitgestorven. Zo’n breed draagvlak houdt een computerproduct in leven.”
Afgevoerd
Tussen 1993 en 1998 kwamen er zes verschillende Newton MessagePad-modellen op de markt, steeds met krachtigere interne hardware. Later volgde de eMate, een voor de educatieve markt bedoelde variant die vooral als een soort minilaptop op de markt werd gezet. Elektronicafabrikanten Sharp en Motorola bouwden, onder een licentiedeal met Apple, hun eigen varianten. Maar het bracht veel te weinig op: de verkopen van de 700 tot 900 euro per stuk kostende toestellen vielen vanaf dag één tegen, en de Apple-leiding vond geen manier om de Newton wat meer wind in de zeilen te geven. De uiteindelijke doodsteek kwam er toen Applestichter Steve Jobs, na een ballingschap van meer dan twaalf jaar, terugkeerde als ceo van het bedrijf. Jobs was geen fan van de Newton, en trok quasi meteen na zijn terugkomst een streep over het toestel.
“Als Apple in een minder precaire situatie had gezeten, had ik me er zelf mee bezig gehouden, en had ik geprobeerd om uit te vissen hoe ik het toch verbeterd kon krijgen”, zei Jobs later tegen zijn biograaf Walter Isaacson. “Ik vertrouwde de mensen niet die de afdeling runden. Mijn buikgevoel zei me dat er goeie technologie inzat, maar dat het verkloot was door mismanagement.”
Maar dat was niet de staat waarin Bastiaens de afdeling had achtergelaten, zegt hij gedecideerd. “Er hebben briljante geesten meegewerkt aan de Newton. Alleen heeft Apple, nadat ik vertrok, te weinig geïnvesteerd in de machine. Het toestel zat in zijn voortraject: een van de vroegste fasen van zijn ontwikkeling. De software had nog heel wat groei nodig, en de hardware moest nog krachtiger worden gemaakt. De lancering van een compleet nieuw computerplatform, zoals de Newton er een was, daar moet je jarenlang achteraan gaan, met tijd en geld. En de Newton kreeg van Apples nieuwe ceo Gil Amelio, die weer alle focus vestigde op de computers van het bedrijf, geen van beide.”
Maar heel wat dragende elementen die nu vanzelfsprekend zijn in de iPhone en iPad werden destijds al geïntroduceerd met de Newton. De mogelijkheid om de functionaliteit van het toestel uit te breiden met apps, bijvoorbeeld. Of het gebruik van de speciaal op zaktoestellen toegespitste processors van het Britse bedrijf ARM, die ook toen al in de Newton zaten. De ontwikkeling van de iPhone ontstond ook letterlijk vanuit de ruïnes van de Newton-afdeling. “Door hem af te voeren, kwamen er een paar goeie ingenieurs vrij die aan nieuwe mobiele toestellen konden werken”, opperde Jobs in zijn biografie. “En uiteindelijk kregen we het juist toen we doorgingen met de iPhone en iPad.”
No Comments :