2001: een spacy sterrentrip

Het startpunt van de moderne sciencefictionfilm. Een grootse spektakelprent, een lyrisch beeldentableau en een filosofisch traktaat in één. Er kan veel worden gezegd over 2001: A Space Odyssey, Stanley Kubricks sf-filmklassieker die precies vijftig jaar geleden voor het eerst in de zalen kwam. Maar hij confronteerde ons vooral met onze onwetendheid over, en onze nietigheid in, het heelal.

 

Dit verhaal verscheen eerder in de krant De Morgen.

 

In het vacuüm van de ruimte is er geen geluid. Dat weten regisseurs in het sciencefiction- en space opera-genre natuurlijk ook, maar het is een algemeen aanvaarde conventie geworden om ruimteschepen toch maar een zoevend geluid mee te geven wanneer ze de de camera passeren, of explosies te doen gepaard gaan met een helse knal. Niet met Stanley Kubrick. In zijn 2001: A Space Odyssey (1968) liet de Amerikaanse cineast een ruimteschip zonder het minste geluid aanmeren in dat bekende, cirkelvormige Space Station V. Weg met al die fantasietjes: Kubrick wilde, een jaar voordat de mens in het echt een voet op de maan zou zetten en in een tijd waarin de ruimtevaart nog in haar kinderschoenen stond, een sciencefictionfilm maken die geworteld was in realisme. In echte wetenschap, en de ontwikkeling van werkelijke ruimtevaarttechnologie uit het tijdperk doorrekenend naar een setting die drieëndertig jaar in de toekomst lag: het aan het einde van de jaren zestig nog aan een heel verre einder liggende jaar 2001.

Kubrick riep de hulp in van voormalige NASA-ingenieurs en schrijver/futurist Arthur C. Clarke, wiens kortverhaal The Sentinel ze samen bewerkten tot een film die aanvankelijk de werktitel Journey Beyond the Stars kreeg, maar op 2 april 1968 in het Uptown Theatre in Washington D.C. in première ging onder de naam waarmee hij onsterfelijk werd.

“Onze moderne cultuur is doordrenkt door invloeden uit 2001: A Space Odyssey“, zegt Katharina Kubrick, stiefdochter van de in 1999 overleden cineast. “Iedere keer als je een raketschip ziet in een film, merk je nog steeds visuele technieken die in 2001 werden geïntroduceerd. Heel wat mensen kennen klassieke muziekstukken als Also Sprach Zarathustra en An der Schöne Blaue Donau van scènes uit de film. Het gedrag van de robots uit films als Moon en Wall-E vertoont invloeden van HAL-9000. Je kunt de film aan alles linken.”

Eigenzinnig manipulator

Het resultaat van Kubricks studiewerk, en de noeste arbeid die honderden ilustratoren, designers en setbouwers destijds aan de dag legden, is momenteel te bekijken in het Deutsches Filmmuseum in Frankfurt, waar nog tot eind september de tentoonstelling Kubricks 2001. 50 Years A Space Odyssey loopt. Twee grote ruimtes, samen vlot 800 vierkante meter, tonen de bekende parafernalia als setfoto’s, affiches, Kubricks klapbord en conceptschetsen. Maar ook een paar pièces de résistance die een blik werpen op de artisanalere manier van filmmaken die destijds werd gebezigd om de film te maken. Extrem gedetailleerde schaalmodellen van ruimteschepen en al even meticuleus ontworpen ruimtepakken die de acteurs droegen, bijvoorbeeld. “Er kwam geen enkel computerbeeld aan te pas”, zegt Jan Harlan, die dertig jaar lang uitvoerend producent was van Kubricks films. “Alles wat je ziet in de film is gemaakt uit hout, triplex, plastic, verf en vernis: computers die dingen digitaal konden namaken waren er nog niet.”

Maar een scherm waarop een twintig minuten durende samenvatting van sleutelscènes uit de film van heel dichtbij kan worden bekeken vanop een bankje toont ook dat 2001: A Space Odyssey veel meer is dan de som van al die met een scherp oog voor detail gecreëerde delen. Wat bijvoorbeeld meteen opvalt, wanneer u tijdens het slenteren tussen alle artefacten blijft stilstaan bij die videovoorstelling, is de auditieve laag die Kubrick over zijn film legde. Soms gebruikte de cineast het zonet genoemde feit dat er geen geluid is in de ruimte handig voor het effect: door alleen het gehijg van de in een ruimtepak tussen de sterren zwevende hoofdpersonages te laten horen, bijvoorbeeld. Tijdens andere sequenties vergezelde Kubrick de gebeurtenissen op het scherm door een scherp gegier. Maar kijkers zullen zich, op gebied van geluid, vooral het doeltreffende gebruik van klassieke muziekstukken herinneren. Zoals An der Schönen Blauen Donau van Johann Strauss, dat weerklonk tijdens die zonet genoemde aanmeersequentie. Of Richard Strauss’ bombastische Also Sprach Zarathustra, dat op verscheidene momenten de emotionele toon van de film zette.

De muzikale score van 2001: A Space Odyssey is overigens een verhaal op zichzelf, dat bij uitstek Kubricks eigenzinnigheid als cineast onderstreept. Aanvankelijk had hij componist Alex North ingehuurd voor een volledig uitgewerkte score, die ook werd uitgevoerd en opgenomen. Maar tijdens de postproductie besloot Kubrick dat de commercieel verkrijgbare muziekstukken die hij had gebruikt als vingerwijzing voor de toon die North moest aanslaan, zoals dus Donau en Zarathustra, beter bij de film pasten dan de nieuwe muziek. (North zou pas tijdens een eerste screening ontdekken dat zijn muziek in de vuilnisbak was beland. De originele muziek verscheen pas in 1993 op cd.)

Kubrick stond natuurlijk ook in 1968 al bekend als een dwarse kracht in de westerse cinema: hij had die reputatie opgebouwd met Paths of Glory (1957), Spartacus (1960), Lolita (1962) en Dr. Strangelove (1964), en zou ze na 2001 nog verderzetten met A Clockwork Orange (1971), Barry Lyndon (1975), The Shining (1980), Full Metal Jacket (1987) en Eyes Wide Shut (1999). “Hij kon ook compromissen maken”, sust Harlan. “Hij had een duidelijke visie over al zijn creaties. Maar hij dacht heel pragmatisch over de manier waarop ze uiteindelijk op het scherm moesten komen.”

‘My god. It’s full of stars.’

Een van die compromissen zat in de bekende Dawn of Man-sequentie waarmee de film opent. Die scènes, waarin de aapachtige voorouders van de mens miljoenen jaren geleden een mysterieuze zwarte monoliet vinden die hen van vreedzame planteneters in oorlogszuchtige carnivoren verandert, zou aanvankelijk worden opgenomen in Afrika. Maar omdat lichtcondities daar niet optimaal waren voor het beeld dat hij in gedachten had, en de apenkostuums waarin acteurs moesten kruipen nogal ongemakkelijk zouden worden in de Afrikaanse hitte, besloot Kubrick om de scènes in een studio op te nemen, met grote projectieschermen die de ruige savanne in beeld brachten in het decor. Een van die kostuums staat uitgestald in de tentoonstelling, maar op de omringende muren wordt vooral het verhaal verteld van hoe die sequentie tot stand kwam.

Die monolieten komen nog twee keer terug in het verhaal van de film, dat in grote lijnen uit drie delen bestaat. Het tweede draait rond de ontdekking van een tweede monoliet op de maan, waar wetenschapper Heywood Floyd (William Sylvester) het fijne moet zien te ontdekken. Vervolgens gaat de actie over naar het derde en bekendste deel van de film: die fatale missie van het ruimteschip Discovery, waarin astronauten Dave Bowman (Keir Dullea) en Frank Poole (Gary Lockwood) het aan de stok krijgen met de moorddadige artificieel intelligente computer HAL-9000.

Zoals alle sf-vertellingen van enkele decennia geleden had ook 2001: A Space Odyssey de ontwikkeling van de ruimtevaart zwaar overschat, en die van communicatietechnologie en computerkracht net ònderschat. Maar niet de groei van artificiële intelligentie. HAL-9000, die visueel een persoonlijkheid kreeg via de rode gloed in zijn camera, werd de afgelopen jaren zelfs weer erg actueel, nu het schrikbeeld van te slimme computers erg dichtbij komt. Maar in de film was hij eerder een tragisch figuur, bij wie de menselijke makers ook menselijke zwakheden hadden ingeprogrammeerd.

Alle techniek en wetenschap in 2001: A Space Odyssey werd ontwikkeld vanuit het beeld dat men erop had in de jaren 60, en de kennis die vorsers in dat tijdperk hadden bereikt. Een beeld dat de komende jaren danig zou worden dooreengeschud. Kubricks film probeerde te interpreteren wat de nieuwe mindset van de mens zou moeten worden nu hij binnenkort de ruimte in zou kunnen. “Het is noodzakelijk om onze aardse geesten open te stellen voor allerhande soorten speculatie”, vertelde hij in een interview met het Amerikaanse maandblad Playboy uit 1968. “Niemand weet wat er op ons wacht in het universum.”

Verhaal van de mensheid

Arthur C. Clarke, die na de release van de film ook de roman schreef, waagde zich alvast aan een interpretatie daarvan. Vanuit wat we nu weten was 2001 een ouverture voor een uitgebreider verhaal dat Clarke tot aan het einde van de jaren 90 bleef schrijven. In 1992 volgde zijn vervolgroman 2010: Odyssey Two (1982), twee jaar later verfilmd door Peter Hyams, met Roy Scheider in de rol van Heywood Floyd. Clarke trok het verhaal vervolgens door in nog twee vervolgromans: 2061: Odyssey Three (1987) en 3001: The Final Odyssey (1997). Die werden nooit verfilmd (al liep acteur-producer Tom Hanks vlak na de eeuwwisseling wel eventjes met plannen daarvoor rond).

Maar 2001: A Space Odyssey stond vooral op zichzelf. Het krachtige aan de film was dat Kubrick en Clarke de sf-vertelling gebruikten als middel om een veel breder verhaal te vertellen: dat van de mens. De manier waarop Kubrick dat verhaal met beelden vertelde maakte de film ook erg interpreteerbaar. Sommigen zagen religieuze motieven in de prent, anderen beschouwden de vele evolutionaire stappen die de mensheid in de film zette via de monolieten als een allegorie op de creatie van de Nietzscheiaanse übermensch. Vele essays werden gepend over de symboliek van de film, die volgens sommigen de structuur van een geboorte heeft (want lijkt de vorm van het ruimteschip Discovery niet sprekend op die van een spermacel?). Critici uit de tijd noemden 2001: A Space Odyssey al “een film met een metafysische boodschap”. John Lennon opperde ooit dat hij de film wekelijks bekeek. En schrijver Arthur C. Clarke zei: “Als iemand de film begrijpt tijdens zijn eerste visie, dan hebben we gefaald.”

In dat Playboy-interview uit 1968 noemde Kubrick zijn 2001 zelf vooral een “nonverbale ervaring: in twee uur en negentien minuten film zitten er minder dan veertig minuten dialoog. Ik probeerde een visuele ervaring te creëren, een die geverbaliseerd hokjesdenken overschrijdt, en het onderbewustzijn direct penetreert met emotionele en filosofische inhoud.”

Buiging naar ’t onbekende

Dat was niet meteen het plan dat filmmaatschappij MGM met 2001: A Space Odyssey had. De productie had een voor die tijd forse 10,5 miljoen dollar gekost, en moest dus ook weer geld opbrengen. Eerste filmaffiches brachten de film aan de man als een ruimte-avontuur voor de hele familie. Er werd een kleine merchandisingmachine in gang gezet, met onder meer een American Express-kaart met beeltenissen van de film erop. Een deel van de productie werd ook bekostigd met product placement, onder meer van luchtvaartmaatschappij Pan Am, hotelketen Hilton en computerbedrijf IBM. Maar dat idee van een grote publieksfilm strookte natuurlijk niet met Kubricks visie. “Het was tegelijkertijd een superproductie, een experimentele film, en een visionair gedicht”, zei regisseur Martin Scorsese ooit.

Aanvankelijk was 2001: A Space Odyssey geen commerciële hoogvlieger. Van de vier Oscarnominaties die de film in de wacht sleepte, konden Kubrick en de zijnen er bovendien maar één verzilveren met een beeldje: dat van de beste visuele effecten. Toen 2001: A Space Odyssey in 1970 werd geherlanceerd, nà de maanlanding, werd er meteen ook een heel ander publiek voor gezocht. Nieuwe advertenties betitelden de film als de “ultieme trip”. Wat bijzonder goed landde bij in datzelfde jaar naar de oppervlakte geborrelde Amerikaanse tegencultuur. De film leverde, binnen het nieuwe begrip van die jongere generatie, ook veel sterker wat de marketingmensen hadden beloofd. Zeker het laatste halfuur is, ook nog naar hedendaagse cinemanormen, trippy as hell. Bowmans psychedelische rit door de Stargate, bijvoorbeeld. Dan die bevreemdende passage waarin de eenzame astronaut in die hotelkamer in rococostijl belandt. En, tot slot, zijn metamorfose tot een reusachtige, door het heelal zwevende ruimtebaby: bij een gretig lsd-feuilles op de tong leggende nichepubliek uit die tijd ging het erin als zoete koek.

2001: A Space Odyssey was destijds zo populair bij – hoe zal ik het noemen? – zinzoekende jongelui, omdat de hele film voor Kubrick een buiging naar het onbekende was”, zegt Harlan. “Dat is ook de reden waarom de film, na vijftig jaar, nog altijd geen greintje relevantie heeft verloren ten opzichte van de tijd waarin hij in de bioscoop kwam: hij wijst ons erop dat we nog altijd helemaal niets afweten van het universum.”

 

‘Kubrick’s 2001. 50 Years A Space Odyssey’ loopt nog tot 23 september 2018 in het Deutsches Filmmuseum, Schaumainkai 41, Frankfurt Am Main. Inkom is 10 euro. Website: http://2001.deutsches-filmmuseum.de

No Comments :

maart 2024
M D W D V Z Z
 123
45678910
11121314151617
18192021222324
25262728293031

* Your email address will not be published.